Comorbiditeit

Auto-imuun/polyendocriene aandoeningen

Diabetes type 1 kan gepaard gaan met andere auto-immuun aandoeningen, zoals meest voorkomend auto-immuun geïnduceerde hypothyreoidie (bij 25%), maar ook andere onderdelen van polyendocriene syndromen (zoals bijnierschorsinsufficiëntie, hypoparathyreoïdie, vitamine B12 deficiëntie, prematuur ovarieel falen). Ook coeliakie komt vaker voor bij mensen met diabetes
type 11..

Depressieve klachten en depressie

Mensen met diabetes type 1 hebben twee keer zo veel kans op het krijgen van depressieve klachten2. Dat wil zeggen dat ruim 1 op de 6 mensen met diabetes te maken heeft met depressieve klachten3. De minderheid van de mensen met diabetes heeft een volwaardige depressie, in de meeste gevallen gaat het om depressieve klachten. In het geval van een volwaardige depressie worden er verschillende niveaus van ernst onderscheiden4. Er kan sprake zijn van milde of ernstige depressie.

De verhoogde kans op het ontwikkelen van depressieve klachten hangt waarschijnlijk samen met een verhoogde kwetsbaarheid, zowel door psychologische als biologische factoren5. De noodzaak tot dagelijkse en levenslange intensieve zelfzorg en/of het hebben van diabetesgerelateerde complicaties zoals neuropathie, retinopathie en macrovasculaire kan bijdragen aan een grotere zorglast. Dit maakt mensen vatbaarder voor het ontwikkelen van depressieve klachten6. Naast het hebben van diabetes spelen ook individuele eigenschappen en omgevingsinvloeden een rol (bijlage 2 NDF-richtlijn ‘Signalering en monitoring van depressieve klachten’).

Sommige patiënten met diabetes lopen meer risico op het ontwikkelen van depressieve klachten. Het gaat hier om patiënten met een geschiedenis van (herhaalde) depressieve episoden en behandeling, patiënten die momenteel onder behandeling zijn voor depressie, recent gediagnosticeerde diabetespatiënten, patiënten met een langdurig slecht gereguleerde diabetes en/of manifeste complicaties en patiënten die te maken hebben met ingrijpende (levens) gebeurtenissen7.

Depressieve klachten verlagen de kwaliteit van leven en hebben negatieve gevolgen voor de behandeling van diabetes8. Tijdige signalering van depressieve klachten en het (indien nodig) hiervoor doorverwijzen vindt plaats conform de richtlijn Signalering en monitoring van depressieve klachten bij mensen met diabetes’(NDF 2013).

Hoewel bij circa driekwart van de populatie van de diabetespatiënten de aanwezigheid van depressieve klachten kan worden uitgesloten, ervaren veel van deze patiënten wel enige mate van emotionele distress gerelateerd aan het leven met de ziekte diabetes en de last van de dagelijkse behandeling. Het wordt daarom aangeraden periodiek ook Kwaliteit van Leven (KvL) te evalueren en bespreken9.

Diabetes in combinatie met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA)

DM komt bij patiënten met EPA 3-10 keer zo vaak voor vergeleken met de frequentie van DM bij de evenoude algemene bevolking10. Een mogelijke verklaring van de verhoogde prevalentie van de leeftijdsafhankelijke ziekte DM is dat er bij de EPA-populatie sprake is van vroegtijdige veroudering. De prevalentie van DM bij EPA is vergelijkbaar met die van de 20 jaar oudere algemene bevolking. Complicerende factor is dat met name de moderne, atypische antipsychotica in het algemeen diabetogeen zijn. Er zijn tot op heden geen aanwijzingen dat de therapietrouw voor DM bij deze groep minder is dan bij mensen met DM zonder EPA. Adequate psychische/psychiatrische begeleiding is van belang teneinde de behandeling van de diabetes uitvoerbaar te maken voor team en patiënt11.

Voeg toe aan printlijst
Voetnoot 1

(NIV module Diabetes Mellitus Type 1, NIV richtlijn Diabetes Mellitus, 2013)

Voetnoot 2

Ali S., Stone M.A., Peters J.L., Davies M.J., Khunti K. The prevalence of co-morbid depression in adults with type 2 diabetes: a systematic review and meta-analysis. Diabetic Medicine 23:1165-1173, 2006.
Anderson R.J., Freedland K.E., Clouse R.E. &Lustman. The prevalence of co-morbid depression in adults with diabetes. Diabetes Care 6: 1069-1078, 2001.

Voetnoot 3

Meeteren-Schram, M.T. van Baan, C.A. (2007). Diabetes en depressie, een zorgelijk samenspel, Bilthoven: RIVM.

Voetnoot 4

DSM IV, 2000; APA.

Voetnoot 5

Fisher E &Chan J. Unpublished manuscript. White Paper on Conceptual Issues, the Dialogue on Depressionand Diabetes. Draft dated November 30, 2008.

Voetnoot 6

Snoek, F.J. Skinner T.C. Psychologie in de diabeteszorg. 2e druk, Wiley, Chichester, 2008.

Voetnoot 7

Pouwer F, Beekman ATF, Nijpels G, Dekker JM, et al. (2003). Rates and risks for co-morbid depression in patients with Type 2 diabetes mellitus: Results from a community-based study. Diabetologia 46(7):892-898.

Voetnoot 8

Egede LE. Diabetes, major depression, and functional disability among U.S. adults. Diabetes Care 2004: 27:421-8.
Gonzalez, J.S., Peyrot, M., Mc Carl, L.A., Collins, E.M., Serpa, L. et al. Depression and Diabetes Treatment Nonadherence: A Meta-Analysis. DiabetesCare 31 2398-2403, 2008.
Lerman I, Lozano L, Villa AR, et al. Psychosocial factors associated with poor diabetes self-care management in a specialized center in Mexico City. Biomed Pharmacother. 58: 566–70, 2004.
E.H. Lin, W. Katon, M. Von Korff, C. Rutter, G.E. Simon, M. Oliver, et al., Relationship of depressionand diabetes selfcare, medicationadherence, andpreventive care, Diabetes Care 27 (9) 2154–2160, 2004.
Hu J, Amoako EP, Gruber KJ, Rossen EK. The relationships among health functioning indicators and depression in older adults with diabetes. Issues Mental Health Nursing. 28(2):133-50, 2007.
Winkley, K., Sallis, H., Kariyawasam, D., Leelarathna, L.H., Chalder, T., Edmonds, M.E., Stahl, D., & Ismail, K. (2012). 5-year follow-up of a cohort of people with teir first diabetic foot ulcer: the persistent effect of depression on mortality. Diabetologia, 55, 303-3010.
van der Feltz-Cornelis, C.M., Nuyen, J., Stoop, C., Chan, J., Jacobson, A.M., Katon, W., Snoek, F., & Sartorius, N. (2010). Effect of interventions for major depressive disorder and significant depressive symptoms in patients with diabetes mellitus: a systematic review and meta-analysis. General Hospital Psychiatry, 32. 380-395.
NIV module ‘Psychiatrische patiënt’ (NIV richtlijn Diabetes Mellitus, 2013).

Voetnoot 9

Richtlijn ‘Signalering en monitoring van depressieve klachten bij mensen met diabetes’, NDF 2013.

Voetnoot 10

Cohen, D., Dekker, J.J., Peen, J., & Gispen-de Wied, C.C. (2006). Prevalence of diabetes mellitus in chronic schizophrenic inpatients in relation to long-term antipsychotic treatment. Eur Neuropsychopharmacol., 16(3), 187-94.
de Hert, M., van Winkel, R., Van Eyck, D., Hanssens, L., Wampers, M., Scheen, A., & Peuskens, J. (2006). Prevalence of diabetes, metabolic syndrome and metabolic abnormalities in schizophrenia over the course of the illness: a cross-sectional study. Clin Pract Epidemiol Ment Health., 27(2), 14.

Voetnoot 11

NIV module ‘Psychiatrische patiënt’ (NIV richtlijn Diabetes Mellitus, 2013).