Competenties

Een belangrijke voorwaarde voor adequate preventieve (diabetes)zorg is goede en actuele kennis en vaardigheden bij alle betrokken professionals. Om kwalitatief goede preventieve diabeteszorg te kunnen verlenen dienen professionals over bepaalde competenties te beschikken.

Zelfmanagementeducatie
De NDF heeft in het rapport ‘Zelfmanagementeducatie bij diabetes,-een raamwerk voor competenties van zorgprofessionals een zestal hoofdcompetenties beschreven waarover de zorgverleners dienen te beschikken om kwalitatief goede Diabetes Zelfmanagementeducatie (DZME) te kunnen bieden. Preventieve behandeling van diabetes is in principe geheel gericht op optimale bevordering en ondersteuning van zelfmanagement. De zestal beschreven hoofdcompetenties zijn:

  • attitude en visie,
  • kennis,
  • communicatie,
  • eigen functioneren,
  • effectmeting en
  • multidisciplinair handelen.

Voor een nadere specificatie van deze hoofdcompetenties wordt verwezen naar het bovengenoemd NDF rapport ‘Zelfmanagementeducatie bij diabetes’. Iedere professional die binnen de preventieve diabeteszorg direct cliëntencontact heeft behoort deze competenties op een basisniveau te beheersen.

Ook de benodigde communicatieve basisvaardigheden van de professional ten aanzien van ondersteuning bij gedragsverandering op het gebied van voeding en bewegen hebben een plaats in het raamwerk Diabetes zelfmanagementeducatie. Onder de hoofdcompetentie communicatie wordt beschreven welke gespreks- en coachingsvaardigheden (onder andere Motivational Interviewing) rondom dit punt voor iedere professional essentieel zijn.

Voedings- en beweegadviezen
Individuele dieetbehandeling op maat wordt, volgens de NDF Voedingsrichtlijn (NDF, 2010b), door een hiertoe specifiek opgeleide professional gegeven. Algemene adviezen over voeding kunnen ook door andere competente functionarissen worden gegeven. De volgende expertise dient bij de specifiek opgeleide professional aanwezig te zijn met betrekking tot voedings- en leefstijlaspecten: diagnostiek en interventies gericht op het optimaliseren van het lichaamsgewicht, normalisering van de bloedglucosewaarde en het lipidenspectrum en op de aanpak van cardiovasculaire risicofactoren.

Generieke beweegadviezen kunnen door meerdere competente zorgprofessionals worden gegeven. Individueel toegespitste beweegadviezen moeten door een hiertoe specifiek opgeleid professional worden gegeven. In situaties waarin sprake is van gezondheidsrisico’s die kunnen interfereren met een beweegadvies wordt een indicatiestelling uitgevoerd door een hiertoe specifiek opgeleide professional. De volgende expertise dient aanwezig te zijn bij de specifiek opgeleide professional ten aanzien van bewegingsaspecten: diagnostiek en interventies gericht op het creëren van voorwaarden voor en het bevorderen van veilig (sportief) bewegen. Bijvoorbeeld in de vorm van beweegprogramma’s en/of begeleiden naar het reguliere beweegaanbod. Daarnaast dient expertise aanwezig te zijn ten aanzien van diagnostiek en interventies gericht op het beïnvloeden van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen in het dagelijks functioneren die samenhangen met bijvoorbeeld pijn, verminderde beweeglijkheid van gewrichten of bewegingsangst.

Deskundigheidsbevordering
De beroepsverenigingen zijn en blijven primair verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beroepsprofiel van hun discipline en de daarbij horende accreditatie. Het is hierbij belangrijk om aan het opleidingsniveau kwaliteitseisen te stellen en voldoende aandacht te besteden aan deskundigheidsbevordering. De afspraken met betrekking tot deskundigheidsbevordering dienen te worden vastgelegd in het kwaliteitsbeleid. Binnen de beroepsverenigingen dient de discussie plaats te vinden over de mate waarin en het niveau waarop de betreffende discipline de competenties moet beheersen en de wijze waarop deze competenties vertaald dienen te worden naar toetsing en accreditatie.

Voeg toe aan printlijst