Bij wie?

Er zijn in Nederland naar schatting 250.0001 diabetes patiënten bij wie de diagnose nog niet is gesteld. Deze mensen hebben, net als mensen met gediagnosticeerde diabetes, een verhoogd risico op complicaties en sterfte. Vroegtijdige opsporing van diabetes is van belang om tijdig met de behandeling te kunnen starten opdat het risico op complicaties en sterfte zoveel als mogelijk wordt gereduceerd. In dit kader is alertheid van zorgverleners bij het opsporen van diabetes en kennis over de wijze waarop de diagnose gesteld kan worden van groot belang.

Personen die in aanmerking komen voor diagnostiek (bepaling bloedglucose) zijn:

1) Personen met een verhoogd risico op diabetes type 2 volgens de Diabetes Risicotabel. Aanleiding voor het in kaart brengen van het risico met behulp van de tabel is:

  • Op initiatief van de professional (medici én paramedici): de professional signaleert door middel van casefinding één of meer risicofactoren, zoals genoemd in de richtlijnen voor opsporing van diabetes type 2 in de geldende NHG-Standaard Diabetes Mellitus type 2
  • Op initiatief van de persoon zelf:
    • Personen die zich melden bij de professional met een hoog risico op diabetes type 2, waarbij het risico met een gevalideerde risicovragenlijst is vastgesteld. Dit geldt bij een score ≥ 9 op de Diabetes Risicotest
    • Personen van Turkse, Marokkaanse afkomst die zich melden bij de professional met een iets verhoogd risico op diabetes type 2, waarbij het risico met een gevalideerde risicovragenlijst is vastgesteld. Dit geldt bij een score ≥ 6 op de Diabetes Risicotest
    • Personen van Hindoestaanse of Creoolse afkomst van 35 jaar en ouder zijn onafhankelijk van hun score op de Diabetes Risicotest geïndiceerd voor diagnostiek

2) Personen die in aanmerking komen voor diagnostiek volgens de geldende richtlijnen voor (periodieke) screening op diabetes type 2 (o.a. volgens de NHG-Standaard Diabetes Mellitus type 2). Hiermee wordt bedoeld de (periodieke) diagnostische screening van:

  • Personen met diabetes gerelateerde klachten, zoals dorst, poly-urie, vermagering, pruritus vulvae op oudere leeftijd, mononeuropathie, neurogene pijnen en sensibiliteitsstoornissen
  • Vrouwen met doorgemaakte zwangerschapsdiabetes (gedurende 5 jaar na de doorgemaakte zwangerschap wordt bij deze vrouwen jaarlijkse een glucosebepaling gedaan, of langer als er een zwangerschapswens is. Als er na die tijd geen diabetes type 2 wordt vastgesteld, kan worden overgegaan op driejaarlijkse bepalingen)
  • Personen ouder dan 45 jaar / Personen van Hindoestaanse of Creoolse afkomst van 35 jaar en ouder (driejaarlijks)

3) Personen die zich melden met een gemeten verhoogde bloedglucose

4) Vrouwen met onverklaarde intra-uteriene vruchtdood in de voorgeschiedenis, een polycysteus-ovarium syndroom of vrouwen die kinderen hebben gebaard met een geboortegewicht van meer dan 4500 gram. Bij deze vrouwen zal de bloedglucose los van de leeftijd bepaald moeten worden, indien er sprake is van een zwangerschapswens.

Bij het voorschrijven en gebruik van (additionele) geneesmiddelen dient rekening gehouden te worden met mogelijke invloed op de glucoseregulatie. Corticosteroïden en atypische antipsychotica bijvoorbeeld kunnen bij mensen zonder gestoorde glucosetolerantie leiden tot het optreden van het metabool syndroom en mogelijk het ontstaan van Diabetes Mellitus type 2.2

Voeg toe aan printlijst
Voetnoot 1

Baan CA, Schoemaker CG, Diabetes tot 2025. Preventie en zorg in samenhang. RIVM, 2009

Voetnoot 2

Foley DL, Morley KI. Systematic review of early cardiometabolic outcomes of the first treated episode of psychosis. Arch Gen Psychiatry. 2011 Jun;68(6):609-16.